Skip to content

Bedrijfsmiddel vervangen? Herinvesteer voordelig met de HIR

Gepubliceerd op: 30 juli 2025
Type publicatie Kennisartikel

Heb je bedrijfsmiddelen op de balans staan en vervreemd je die met boekwinst? Bijvoorbeeld een machine, of verhuurd vastgoed? Dan reken je in de belastingaangifte van dat jaar af over die boekwinst. Ben je van plan om een vervangend bedrijfsmiddel te kopen? Dan kun je soms een herinvesteringsreserve (HIR) vormen: je rekent dan niet meteen af over de boekwinst die je investeert in het vervangende bedrijfsmiddel. Dat levert een liquiditeitsvoordeel op.

Er gelden wel strikte voorwaarden. Onze experts leggen uit hoe de HIR werkt en aan welke vereisten je moet voldoen.

HIR verlaagt de directe belastingdruk

We bespreken de HIR aan de hand van een voorbeeld: je winstgevende onderneming heeft een machine op de balans staan voor een (fiscale) boekwaarde van € 20.000. De machine wordt verkocht voor € 50.000. Dit levert een boekwinst op van € 30.000.

Zonder HIR verhoogt deze boekwinst meteen je belastbare winst: de onderneming betaalt aan het eind van het boekjaar belasting over de gerealiseerde winst. Maar als je aan de voorwaarden voldoet dan mag je die boekwinst toevoegen aan de HIR, een andere balanspost, in plaats van aan de winst.

Koop je vervolgens een nieuwe machine voor € 55.000, dan boek je de HIR af op de aanschafprijs van de machine. De (fiscale) boekwaarde wordt daardoor € 25.000 (€ 55.000-/-€ 30.000), waardoor je in de jaren erna minder afschrijvingspotentieel hebt. Je behaalt een liquiditeitsvoordeel en schuift de belastingheffing als het ware door: de heffing over je ‘boekwinst’ wordt in de vorm van een lagere fiscale afschrijving uitgesmeerd over meerdere jaren.

De vijf voorwaarden van de HIR

Om een herinvesteringsreserve te vormen, moet je aan vijf eisen voldoen:

  1. Bedrijfsmiddel

Er moet een bedrijfsmiddel worden verkocht, zoals een machine of een bedrijfspand. Ook onroerende zaken die ter belegging worden gehouden en worden verhuurd, gelden als bedrijfsmiddel voor de HIR.  Datzelfde geldt voor onroerende zaken waarbij de verhuur nog niet is gestart, maar die wel zijn verworven met de bedoeling om ze te exploiteren. Een (nieuwbouw)woning die voor de verkoop is bestemd, is meestal geen bedrijfsmiddel voor de HIR: dat wordt veelal gezien als voorraad.

Beleggingen (met uitzondering van bepaalde onroerende zaken), handelswaar en activa die als voorraad worden aangemerkt, komen niet in aanmerking voor de HIR.  

  1. Herinvesteringsvoornemen

Je mag alleen een HIR vormen als er daadwerkelijk een voornemen tot herinvesteren is. Dit herinvesteringsvoornemen moet voldoende concreet zijn en goed worden vastgelegd. Denk bij vastgoed bijvoorbeeld aan een opdracht aan een makelaar om een nieuw pand te zoeken.

Het voornemen moet doorlopend aanwezig zijn, anders valt de HIR vrij en reken je alsnog meteen af over de boekwinst. Blijf het voortbestaan van het herinvesteringsvoornemen daarom ieder jaar vastleggen, totdat je de herinvestering doet.

  1. Herinvesteringstermijn

Je moet de herinvestering binnen drie kalenderjaren na het jaar van de verkoop doen. Herinvesteer je niet op tijd, of vervalt je voornemen om te herinvesteren? Dan valt de HIR vrij ten gunste van de winst.

De driejaarstermijn kan in een beperkt aantal situaties worden verlengd. Dat geldt bijvoorbeeld als er door bijzondere omstandigheden vertraging optreedt.   

  1. Boekwaarde en afboek-eis

Je boekt de HIR af van de boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel. Zo smeer je de winstneming uit over meerdere jaren: je past de komende jaren een lagere afschrijving toe, in plaats van direct de verkoopboekwinst te pakken. Let op: bij een herinvestering voor vastgoed moet je ook rekening houden met de fiscale bodemwaarde. In de meeste gevallen mag vastgoed maar tot 100% van de WOZ-waarde worden afgeschreven, waardoor je afschrijvingspotentieel beperkt is.

De boekwaarde van het nieuwe bedrijfsmiddel mag na de afboeking van de HIR niet lager zijn dan de boekwaarde van het verkochte bedrijfsmiddel. In sommige gevallen moet je daardoor alsnog afrekenen over (een deel van) de HIR.

Let op: bij vastgoed gaat het soms om een uitbreiding, of om vervanging van één object door meerdere kleinere bedrijfsmiddelen (of andersom). Dan gelden er specifieke regels: je adviseur vertelt je hier graag meer over.

  1. Eenzelfde economische functie (bij lang afschrijfbare bedrijfsmiddelen)

Voor de HIR is er een verschil tussen kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen (tien jaar of korter) en lang afschrijfbare bedrijfsmiddelen (langer dan tien jaar of geen afschrijving). Voor die laatste categorie, waartoe vastgoed meestal behoort, geldt een aanvullende eis: het nieuwe bedrijfsmiddel moet eenzelfde economische functie vervullen als het vervreemde bedrijfsmiddel.

Zo geldt dat vastgoed in eigen gebruik niet eenzelfde economische functie heeft als verhuurd vastgoed. Voor een bedrijfspand in eigen gebruik dat verkocht is, mag dus geen HIR worden gevormd als het voornemen bestaat te herinvesteren in een pand voor verhuur.

Je kunt de HIR dus niet aanwenden bij de aanschaf van een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel, als die HIR is ontstaan door de verkoop van kort afschrijfbare bedrijfsmiddelen. Deze bedrijfsmiddelen hebben namelijk nooit eenzelfde economische functie. Maar omgekeerd mag dat wel, omdat deze eis alleen geldt voor een HIR die voortkomt uit lang afschrijfbare bedrijfsmiddelen.

Meer weten over de HIR?

De HIR geeft je de ruimte om boekwinsten volledig te herinvesteren, zonder eerst een deel daarvan als belasting af te moeten dragen. Door slim gebruik te maken van deze faciliteit, voorkom je een liquiditeitsnadeel. Wil je meer weten over de herinvesteringsreserve? Neem dan contact op met onze adviseurs: we vertellen je er graag meer over.

Wet- en regelgeving op dit gebied kan onderhevig zijn aan verandering. Wij raden je aan om met jouw Baker Tilly adviseur te overleggen over de impact hiervan.

De laatste wetgeving en tips voor uw industrie

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief