Skip to content
Gepubliceerd op: 19 maart 2021
Type publicatie Kennisartikel
Gerelateerde onderwerpen
Zeer recent heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat ondernemers ook voor tijdvakken in het verleden het standpunt kunnen innemen dat zij een fiscale eenheid btw vormen. Daarbij is het niet noodzakelijk dat de onderdelen in het verleden onderling gehandeld hebben als waren zij een fiscale eenheid btw. De rechtbank bevestigt dat het bovenal gaat om de materiële voorwaarden: de onderdelen moeten financieel, organisatorisch en economisch met elkaar verweven zijn.

Feitencomplex en geschil

Belanghebbende in deze zaak is een fiscale eenheid btw bestaande uit twee BV’s. In 2014 richt zij een VOF op waarin een apotheek en drogisterij worden ingebracht. In 2018 verzoekt belanghebbende om de VOF met terugwerkende kracht tot 1 september 2014 op te nemen in de fiscale eenheid btw. De inspecteur is van mening dat dit niet mogelijk is, omdat de BV’s en de VOF in het verleden niet hebben gehandeld als waren zij een fiscale eenheid btw. Hij wijst het verzoek af.

Uitspraak Rechtbank Den Haag

De rechtbank oordeelt dat de fiscale eenheid btw bestaat vanaf het tijdstip waarop de onderdelen in financieel, organisatorisch en economisch opzicht met elkaar zijn verweven. Niet beoogd is dat het bestaan van de fiscale eenheid btw afhangt van de wil van de betrokken ondernemers of inspecteur. Onder verwijzing naar eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wijst de rechtbank op de omstandigheid dat belanghebbende niet kan worden verweten dat de inspecteur ter zake (nog) geen beschikking heeft afgegeven. Bovendien kan de inspecteur niet verlangen dat de onderdelen in het verleden niet hebben gehandeld als waren zij een fiscale eenheid btw.

Belang voor de praktijk

Wat opvalt aan het oordeel is dat de rechtbank zich primair richt op de vraag of voldaan is aan het materiële vereiste dat de onderdelen van de fiscale eenheid btw financieel, organisatorisch en economisch met elkaar verweven zijn. De wil van de partijen noch van de inspecteur is doorslaggevend voor het bestaan van een fiscale eenheid btw. Ook is niet vereist dat de onderdelen vanaf het moment van ontstaan van de fiscale eenheid btw als zodanig hebben gehandeld.

Naar onze mening is het oordeel van de rechtbank een positieve uitkomst voor de praktijk. Ondernemers kunnen ook voor het verleden het standpunt innemen dat er sprake is van een fiscale eenheid btw, zelfs wanneer de onderdelen niet als zodanig hebben gehandeld (bijvoorbeeld btw in rekening brengen over onderlinge transacties tussen onderdelen van de fiscale eenheid btw). Een beschikking is niet noodzakelijk, al merken we op dat een ondernemer geen zekerheid heeft zolang de inspecteur zich niet formeel heeft uitgelaten over het bestaan van (of toevoeging aan) een fiscale eenheid btw.

Heeft u vragen ten aanzien van deze zaak of heeft u andere btw gerelateerde vragen? Neem dan vrijblijvend contact op met Jayant Rakhan (06 12 02 41 49).

Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.

De laatste wetgeving en tips voor uw industrie

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief