Aansprakelijkheid douane-expediteur bij btw-fraude door opdrachtgever?

Zeer recent heeft de AG conclusie genomen in een belangwekkende Europese btw-zaak (nr. C-531/17, “Vetsch Int. Transporte GmbH”) die betrekking heeft op internationale handel en fraude. De centrale vraag die opkomt is of de Belastingdienst invoer-btw mag naheffen bij een douane-expediteur indien zijn opdrachtgevers nadien btw-fraude gepleegd hebben.

De feiten

Twee Bulgaarse bedrijven kopen parfumerie-artikelen aan in Zwitserland en laten deze goederen door een Oostenrijkse douane-expediteur in Oostenrijk invoeren. De expediteur past de btw-vrijstelling toe voor de invoer van goederen die aansluitend naar een andere Lidstaat geleverd worden (vgl. artikel 143(1)(d) van de Btw-richtlijn). Vervolgens worden de parfumerie-artikelen door een transportbedrijf naar Bulgarije getransporteerd. Daar verdwijnen ze in het handelscircuit zonder dat de Bulgaarse bedrijven btw aan de schatkist afdragen. Met het oog op de fraude in Bulgarije weigert de Oostenrijkse Belastingdienst de toepassing van de btw-vrijstelling bij invoer, en legt zij een naheffingsaanslag op aan de douane-expediteur. De douane-expediteur komt hiertegen in bezwaar.

Conclusie Advocaat-Generaal

De AG concludeert dat de btw-vrijstelling bij invoer niet geweigerd mag worden aan een ondernemer die in het kader van btw-fraude niets te verwijten valt. Dit is met name het geval wanneer de ondernemer alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verlangd kon worden om betrokkenheid bij btw-fraude te voorkomen, en hij daarnaast niet wist of had kunnen weten dat er sprake was van btw-fraude.

De AG merkt eveneens op dat de Bulgaarse afnemers op het moment van de invoer nog niet voornemens waren om btw-fraude te plegen. Volgens haar is het ook daarom niet passend om de toepassing van de btw-vrijstelling bij invoer aan de douane-expediteur te weigeren. Op dat moment was er immers nog geen sprake van een intentie tot het plegen van btw-fraude. Hierdoor kon de douane-expediteur ook niet betrokken zijn bij de btw-fraude die enige tijd later door de Bulgaarse bedrijven gepleegd is.

Belangrijk voor de praktijk

Het belang van deze conclusie ligt met name in het feit dat de AG  onderstreept dat ondernemers een inspanningsverplichting hebben om te voorkomen dat ze betrokken raken bij btw-fraude. Bovendien werpt ze de mogelijkheid op dat de Belastingdienst ingeval van btw-fraude meerdere keren btw kan naheffen bij dezelfde ondernemer (bijv. op de aankoop én verkoop van dezelfde goederen). Of de Europese rechter deze zienswijze onderschrijft, zal blijken wanneer de uiteindelijk uitspraak wordt gepubliceerd. 

Hoe dan ook toont deze zaak aan dat internationaal opererende ondernemers en dienstverleners fiscale risico’s lopen wanneer er ergens in de handelsketen fraude plaatsvindt. Indien u eens wilt praten over de beperking van dergelijke risico’s, neemt u dan contact op met Jayant Rakhan of Frank Nellen