Skip to content
Gepubliceerd op: 05 juli 2019
Type publicatie Kennisartikel
Recent heeft Hof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een zaak waar het ging om de vraag of het geven tot parkeergelegenheid bij een attractiepark ondergeschikt kan zijn aan de toegang tot het park. Het gerechtshof oordeelde in dit arrest dat er onder voorwaarden sprake kan zijn van ondergeschiktheid aan het parkbezoek. In dat geval geldt voor het parkeren hetzelfde verlaagde btw-tarief als voor het parkbezoek. Hierna gaan wij kort in op de gevolgen van dit arrest voor de praktijk.

Het arrest

In deze zaak oordeelde het gerechtshof dat het bieden van parkeergelegenheid bij een attractiepark geen doel op zich was, maar een middel om van de hoofdprestatie (de toegang tot het attractiepark) optimaal gebruik te kunnen maken. Het gerechtshof onderkent daarbij dat parkeren bij een attractiepark niet altijd een ondergeschikte prestatie is, maar dat de feiten en omstandigheden aanwijzingen kunnen opleveren dat het gebruik maken van parkeergelegenheid een middel is om van de hoofdprestatie optimaal gebruik te maken en dus sprake is van een ondergeschikte prestatie (parkeren) bij een hoofdprestatie (toegang tot het park).

Het gerechtshof overweegt in dit verband dat parkbezoekers, vanwege de ligging en bereikbaarheid van het park, geen keuze hebben om de parkeerdienst niet af te nemen. Het attractiepark is zeer slecht bereikbaar met het openbaar vervoer, parkeren in de buurt van het attractiepark is niet toegestaan en de dichtstbijzijnde parkeergelegenheid buiten het park is gelegen op twee kilometer aftstand. Hierdoor maken nagenoeg alle bezoekers gebruik van de parkeergelegenheid van het park. Gebruik maken van de parkeergelegenheid is ook alleen toegestaan voor parkbezoekers. Voor niet-bezoekers is het niet aantrekkelijk om te parkeren op de parkeerplaats van het park, omdat er geen andere attracties of activiteiten in de buurt van het park zijn. Daarom vormt het aanbieden van parkeergelegenheid hier een bijkomende prestatie bij een hoofdprestatie. De vergoeding voor het gebruik maken van de parkeergelegenheid is derhalve belast tegen het verlaagde btw-tarief.

De gevolgen voor de praktijk

Uit eerdere uitspraken (ECLI:NL:GHARL:2016:7628 en ECLI:NL:GHDHA:2017:4019) volgt evenwel dat het bieden van parkeergelegenheid bij attractieparken een op zichzelf staande dienst is en dus onderworpen aan het algemene btw-tarief. In deze eerdere uitspraken oordeelde het gerechtshof dat een bezoeker de keuze had om met een ander vervoermiddel te komen.

In de onderhavige uitspraak oordeelde het gerechtshof dat een bezoeker van het attractiepark het park alleen kon bereiken met een auto. Het hebben van een keuze om al dan niet met de auto te komen, lijkt dus volgens de strekking van deze uitspraak doorslaggevend te zijn om te bepalen of het geven tot parkeergelegenheid een ondergeschikte of een op zichzelf staande dienst is.

Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.

De laatste wetgeving en tips voor uw industrie

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief