Skip to content
Foto van cargo schip

Art. 23 vergunning: let op bij de verwerking van de invoer in uw btw-aangifte

Gepubliceerd op: 22 december 2020
Type publicatie Kennisartikel
Nog even en dan is het zover. De transitieperiode met betrekking tot Brexit is voorbij en met ingang van 1 januari 2021 kwalificeert het Verenigd Koninkrijk (VK) voor btw en douane als een niet-EU-land. Dit heeft tot gevolg dat de zogenoemde artikel 23 vergunning voor ondernemingen die goederen invoeren in Nederland nóg aantrekkelijker wordt.

Artikel 23 vergunning

In principe zijn bij de invoer van goederen uit een niet-EU-land in Nederland direct invoerrechten en invoer-btw verschuldigd. Beschikt  uw onderneming over een art. 23 vergunning? Dan wordt de verschuldigde Nederlandse invoer-btw aangegeven in de Nederlandse btw-aangifte. De invoer-btw is in dat geval niet verschuldigd ten tijde van de invoer. Als uw onderneming voldoet aan alle voorwaarden en recht heeft op aftrek van btw, is per saldo geen btw verschuldigd, omdat de hiervoor bedoelde invoer-btw in diezelfde btw-aangifte weer wordt teruggevraagd.

Btw-aangifte

Nu blijft de vraag: welke waarde dient op de btw-aangifte te worden gerapporteerd? De waarde conform de inkoopfactuur? Of die conform de douanedocumenten? In de dagelijkse praktijk gaat dit met regelmaat mis.

Wanneer u goederen uit een niet-EU-land invoert in Nederland en u van de art. 23 vergunning gebruikmaakt, dan dient u de invoer-btw te rapporteren in rubriek 4a van de aangifte Omzetbelasting (“Leveringen / diensten uit landen buiten de EU”).

De Belastingdienst licht bij de btw-aangifte toe dat de volgende waarde dient te worden gerapporteerd: “de waarde van de goederen en diensten die van buiten de EU aan u zijn geleverd.”

Deze omschrijving biedt ook geen oplossing, en is niet geheel zuiver, want wat is de waarde van de goederen? De titel van rubriek 4a en de omschrijving bij toelichting suggereert dat wanneer u goederen aankoopt uit een niet-EU-land en u deze goederen invoert in de EU met gebruikmaking van uw art. 23 vergunning, u de waarde zoals vermeld op de inkoopfactuur dient te rapporteren in rubriek 4a. Vanuit alledaags spraakgebruik lijkt dit namelijk de waarde van de goederen te zijn.

Toch is dit niet correct. Indien u in het bezit bent van een art. 23 vergunning dient u voor de btw-aangifte niet te kijken naar de inkoopfactuur. De art. 23 vergunning heeft tot gevolg dat de Nederlandse invoer-btw wordt verlegd naar het moment van de eerstvolgende btw-aangifte. Als gevolg daarvan dient u rekening te houden met de waarde van de goederen op het moment van invoer. Dat is de btw-waarde zoals deze is aangegeven bij de Nederlandse Douane autoriteiten en die staat vermeld op de Uitnodiging tot betaling (UTB).

Per saldo 0?

Onze ervaring leert dat veel ondernemingen in hun administratie en vervolgens ook in hun btw-aangifte uitgaan van de inkoopfactuur. Dit leidt ertoe dat u een foutieve btw-aangifte indient. Mogelijk denkt u: ik betaal de invoer-btw op aangifte en in dezelfde aangifte breng ik hetzelfde btw-bedrag in aftrek. Waar zit het probleem dan? Het probleem kan ontstaan wanneer er te weinig btw wordt afgedragen, en het teruggevraagde bedrag onjuist en op basis van het verkeerde document is.

Wij benadrukken dat u de betaling van invoer-btw en het in aftrek brengen van dit bedrag los van elkaar moet beoordelen. Wanneer we vervolgens kijken naar de betaling van invoer-btw die u aangeeft op basis van de inkoopfactuur in plaats van de UTB, betaalt u mogelijk een verkeerd bedrag aan btw omdat u niet de juiste btw-grondslag neemt voor het bepalen van de te betalen btw. Wat vervolgens tot gevolg heeft dat u een foutieve btw-aangifte indient. Ook kan de aftrek van de betreffende btw worden geweigerd. Daarnaast kan de Belastingdienst in het slechtste geval de art. 23 vergunning intrekken.

Daarom is het belangrijk dat u het juiste document gebruikt, de juiste waarde aangeeft en daardoor een correcte en complete btw-aangifte indient.

U hoort het vaak genoeg in de supermarkt: “Houd het bonnetje maar, ik kan toch niks met de btw”. Wanneer u in het bezit bent van een art. 23 vergunning, heeft u voor het aangeven van de invoer btw inderdaad niet de factuur nodig.

Uitnodiging tot betaling (UTB)

De oplossing in dit verhaal is de UTB, waarmee de douaneschuld bij invoer wordt geheven.

“Een douaneschuld bij invoer is de verplichting van een persoon tot betaling van het bedrag aan invoerrechten op grond van de douanewetgeving verschuldigd is en de heffing van omzetbelasting, accijns, verbruiksbelastingen en kolenbelasting bij invoer.” (begrip volgens Handboek Douane)

Op de UTB staat ook de waarde van de goederen voor de btw. Wanneer u in het bezit bent van een art. 23 vergunning staat vervolgens in de kolom te betalen/verschuldigd een bedrag van EUR 0. Dit is logisch, omdat de heffing van invoer-btw is verlegd naar de btw-aangifte. In de btw-aangifte vermeldt u in rubriek 4a “Leveringen / diensten uit landen buiten de EU” de waarde voor de btw zoals deze staat genoemd op de UTB en over deze waarde berekent u vervolgens de verschuldigde btw.

Tot slot

Conclusie: bent u in het bezit van een art. 23 vergunning? Zorg er dan voor dat u beschikt over een kopie van een correcte UTB, en rapporteer de invoer in uw btw-aangifte op basis van die UTB. Neem contact op met uw douanepartner en vraag bij hen de benodigde documenten op.

Wilt u meer weten over een art. 23 vergunning en hoe u deze kunt aanvragen? Neem dan contact met ons op.

Dit bericht is meer dan zes maanden geleden gepubliceerd. Omdat wet- en regelgeving continu in beweging is, raden wij u aan met uw Baker Tilly adviseur te bespreken of de informatie in dit bericht actueel is en gevolgen heeft (of mogelijkheden biedt) voor uw situatie. Uw adviseur praat u graag bij over de laatste stand van zaken.

De laatste wetgeving en tips voor uw industrie

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief