Implementatie EU-richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD1)

Los van het Pakket Belastingplan 2019 is op Prinsjesdag het Implementatiewetsvoorstel ATAD1 (Kamerstuk 35030) naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de laatstelijk gerectificeerde EU-richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (ATAD1). Het wetsvoorstel bevat wijzigingen van de Wet vennootschapsbelasting (Vpb) die per 1 januari 2019 in werking treden en effect hebben voor boekjaren die aanvangen op of na die datum. De maatregelen met betrekking tot de Invorderingswet treden ook in werking per 1 januari 2019, maar zijn voor het eerst van toepassing met betrekking tot belastingschulden waarvoor op of na 1 januari 2019 uitstel van betaling is verleend.

Implementatie

De maatregelen uit ATAD1 komen bovenop en deels in de plaats van de verschillende antimisbruikmaatregelen die Nederland al heeft in de Vpb. De maatregelen ter implementatie van ATAD1 komen neer op de introductie van twee nieuwe regelingen, te weten:

  1. Een regeling voor zogenoemde gecontroleerde buitenlandse entiteiten ("controlled foreign companies" (CFC)).
  2. Een regeling op het gebied van de beperking van renteaftrek (earningsstripping).

Verder wordt naar aanleiding van ATAD1 de bestaande exitheffing op enkele punten aangepast. ATAD1 stelt met betrekking tot de betaling van de exitheffing regels die op onderdelen afwijken van de huidige Nederlandse regeling. Doordat ATAD1 alleen betrekking heeft op belastingplichtigen die zijn onderworpen aan de Vpb, wordt de huidige uitstelregeling gesplitst. Voor de IB wordt de huidige uitstelregeling gehandhaafd. Voor de Vpb wordt de bestaande exitheffing aangepast, zodat deze voorziet in een verplichte eindafrekening bij grensoverschrijdende verplaatsing van ondernemingsactiviteiten in combinatie met een verplichte step-up in de lidstaat van binnenkomst.

ATAD1 bevat ook een maatregel die gericht is tegen het gebruik van hybride entiteiten en instrumenten. Deze maatregel is aangepast bij een wijzigingsvoorstel op ATAD1, dat is uitgemond in de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2). Voor de hybridemismatchmaatregelen van ATAD2 volgt een apart implementatietraject waarvoor nog in 2018 een conceptwetsvoorstel voor internetconsultatie wordt aangeboden.

Ad 1. Aanvullende CFC-regeling

De CFC-maatregel is gericht tegen het verschuiven van winsten naar buitenlandse laagbelaste gecontroleerde lichamen of vaste inrichtingen. Het voorstel regelt dat categorieën van voordelen (dividend, rente, royalty's, etc.) onder voorwaarden tot de winst moeten worden gerekend. ATAD1 geeft daarvoor twee varianten (model A en model B). In het wetsvoorstel is gekozen voor een aanvullende CFC-maatregel die is gebaseerd op model A.

De aanvullende CFC-regeling volgens model A komt bovenop het bestaande instrumentarium in de Wet Vpb en leidt tot de in het volgende figuur opgenomen Nederlandse CFC belastingheffing:

Ad 2. Earningsstrippingmaatregel

De earningsstrippingmaatregel die in het implementatiewetsvoorstel is opgenomen, gaat verder dan de in ATAD1 opgenomen minimumstandaard, omdat Nederland niet alleen wil optreden tegen grondslaguitholling, maar ook en vooral een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bij alle belastingplichtigen in de Vpb wenst.

De earningsstrippingmaatregel beperkt de aftrekbaarheid van de per saldo verschuldigde rente op derden- en concernleningen. Dit is het verschil tussen de rentelasten en rentebaten ter zake van geldleningen en daarmee vergelijkbare overeenkomsten (saldo aan renten). Wanneer het bedrag aan aftrekbare rentelasten van de belastingplichtige hoger is dan het bedrag van de belastbare rentebaten, wordt de aftrekbaarheid van het saldo aan renten beperkt tot maximaal 30% van de EBITDA van de belastingplichtige of tot maximaal € 1 mln, indien dat hoger is dan 30% van de EBITDA. Voor de bepaling van de EBITDA wordt de naar fiscale maatstaven bepaalde winst van de belastingplichtige als uitgangspunt genomen, waardoor vrijgestelde inkomsten niet worden meegerekend. De in ATAD1 opgenomen groepsuitzondering die ATAD1 toestaat en de in ATAD1 opgenomen uitzondering voor op zichzelf staande entiteiten, zijn niet opgenomen in de earningsstrippingmaatregel.

Toepassing van de hoofdregel van de earningsstrippingmaatregel kan leiden tot een niet aftrekbaar saldo aan renten. Daarvoor is in het implementatievoorstel voorzien in een regeling om het in een jaar niet voor aftrek in aanmerking komende saldo aan renten onbeperkt voort te wentelen.

Bij de implementatie is niet voorzien in de mogelijkheid om financiële ondernemingen uit te zonderen van de toepassing van de earningsstrippingmaatregel, omdat dit op het niveau van de fiscale eenheid niet nodig lijkt. Binnen de ruimte van de uitzonderingsmogelijkheid die ATAD1 biedt, is wel besloten om bestaande Publiek-Private Samenwerking (PPS)-projecten die verband houden met openbare infrastructurele projecten uit te zonderen van de earningsstrippingmaatregel. Het gaat hierbij om projecten die verband houden met algemene openbare infrastructuur zoals wegen, tunnels, bruggen en sluizen. De uitzondering voor bestaande PPS-projecten zal worden uitgewerkt in een nota van wijziging.

Mocht u naar aanleiding van de maatregelen van Prinsjesdag 2018 vragen hebben, neem dan contact op met uw adviseur bij Baker Tilly.