Prinsjesdag 2017: btw

Op Prinsjesdag 2017 zijn een aantal maatregelen aangekondigd die betrekking hebben op btw. Wij lichten deze maatregelen graag toe (voor een overzicht van álle maatregelen kunt u hier kijken). Let wel: alle genoemde maatregelen en wijzigingen betreffen slechts wetsvoorstellen. De voorstellen zijn pas van toepassing als ze zijn goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer.

Aanscherping verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen

De toepassing van het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen wordt per 1 januari 2018 aangescherpt door opname van de voorwaarde van een handelsvergunning zoals bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Producten waarvoor een (parallel)handelsvergunning is afgegeven, worden ingeschreven in de Geneesmiddeleninformatiebank. Wanneer zij hierin staan geregistreerd, geldt het verlaagde btw-tarief. Het verlaagde btw-tarief voor geneesmiddelen geldt hierdoor niet meer voor cosmetische, reinigende en verzorgende producten en andere farmaceutische producten die verhandeld worden met een vergunning als medische hulpmiddelen.

Aanscherping btw-nultarief voor (bevoorrading van) zeeschepen

Voor de toepassing van het btw-nultarief met betrekking tot zeeschepen is voortaan ook vereist dat die zeeschepen daadwerkelijk worden gebruikt voor de vaart op volle zee (dat wil zeggen buiten de territoriale 12-mijlszone). Dit moet door de afnemende ondernemer kunnen worden aangetoond aan de hand van de verhouding tussen de afgelegde afstanden op volle zee en de totaal afgelegde afstanden van het schip gedurende een jaar. Voor al in gebruik genomen schepen kan de afnemende ondernemer ervoor kiezen uit te gaan van de verhouding tussen het aantal met het schip gemaakte reizen over volle zee en het totaal aantal reizen in die periode. Om in aanmerking te komen voor het nultarief is voldoende dat het schip nagenoeg geheel (ten minste 90%) wordt gebruikt voor de vaart op volle zee. Als dat het geval is, geldt het nultarief voor alle goederen waarmee het schip wordt bevoorraad.

Vormgeving tariefbepalingen luchtvaartuigen

Er is een nieuwe opbouw voorgesteld voor de vrijstelling van btw voor de levering van goederen voor de bevoorrading van de luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer. Hetzelfde geldt voor de vrijstelling voor onder meer de levering, de verbouwing, de reparatie en de bevrachting van bedoelde luchtvaartuigen, de levering, de reparatie en het onderhoud van de voorwerpen die met die luchtvaartuigen vast verbonden zijn en voor bepaalde andere diensten die voor de rechtstreekse behoeften van deze luchtvaartuigen en hun lading worden verricht. Deze aanpassingen brengen de opbouw van deze bepalingen meer in overeenstemming met die van de tariefbepalingen voor zeeschepen en hebben geen materiële gevolgen.

Aansprakelijkheidsbepaling pand- en hypotheekhouders en executanten

Er komt een nieuwe aansprakelijkheidsbepaling voor pand- en hypotheekhouders en executanten om de inning van btw veilig te stellen die verschuldigd is bij leveringen van een verpande of verhypothekeerde zaak of van een zaak waarop beslag is gelegd. Deze leveringen worden voortaan materieel hetzelfde behandeld als de leveringen die onder de verleggingsregeling vallen. De aansprakelijkheidsbepaling bepaalt dat de pandhouder, de hypotheekhouder en de executant die zich verhalen op de opbrengst van een zaak, aansprakelijk zijn voor het bedrag dat met betrekking tot de levering van die zaak aan btw is verschuldigd. De plicht tot het betalen van de btw blijft rusten op de belastingschuldige wiens zaken worden geleverd. Als de belastingschuldige niet betaalt, mag de Belastingdienst voortaan de pand- of hypotheekhouder of executant die zich heeft verhaald op het door de koper betaalde bedrag aansprakelijk stellen voor het bedrag aan niet-betaalde btw. De nieuwe aansprakelijkheidsbepaling is zowel van toepassing op leveringen die binnen faillissement als op leveringen die buiten faillissement worden gedaan. Voor executanten geldt, anders dan voor pand- en hypotheekhouders, dat de gelegde beslagen vervallen zodra het faillissement wordt uitgesproken. De aansprakelijkheidsbepaling geldt dus niet voor executanten binnen een faillissement. Binnen faillissement betreft het uitsluitend pand- en hypotheekhouders.

Wetsvoorstel afschaffing btw- landbouwvrijstelling

Het wetsvoorstel Wet afschaffing van de btw-landbouwregeling heeft tot doel om de landbouwregeling in de omzetbelasting per 1 januari 2018 af te schaffen. Hierdoor moeten landbouwers vanaf 1 januari 2018, net als andere ondernemers, over hun prestaties btw moeten voldoen en btw over de aan hen verrichte prestaties kunnen terugvragen.

De landbouwer die tot 1 januari 2018 onder de landbouwregeling valt en btw in rekening gebracht krijgt in verband met de aanschaf van goederen en diensten, kan deze btw niet in aftrek brengen. Deze landbouwer valt vanaf 1 januari 2018 onder de toepassing van de algemene btw-regels en zal alsnog in aanmerking willen komen voor de niet-genoten aftrek met betrekking tot investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen en goederen en diensten (inclusief investeringsgoederen) die op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen. Hiervoor is de volgende regeling getroffen:

  1. Volgens de bestaande herzieningsregels is het voor investeringsgoederen die vóór 1 januari 2018 in gebruik zijn genomen niet mogelijk om de aftrek in één keer te herzien, maar wordt de herziening over een aantal jaren gespreid. In het wetsvoorstel wordt echter bepaald dat - onder voorwaarden - deze herziening in één keer moet plaatsvinden voor de resterende herzieningsperiode in het eerste belastingtijdvak van 2018.
  2. Voor alle goederen en diensten die door de landbouwer vóór 1 januari 2018 zijn aangeschaft, maar op 1 januari 2018 nog niet in gebruik zijn genomen, wordt bepaald dat de aftrek van de btw op de aanschaf van deze goederen en diensten in het eerste tijdvak van 2018 plaatsvindt overeenkomstig de (als gevolg van de afschaffing van de landbouwregeling gewijzigde) bestemming van deze goederen en diensten.

Daarnaast is in het wetsvoorstel opgenomen dat diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers met ingang van 1 januari 2018 niet langer onder het 6% tarief kunnen vallen. Dit betekent onder andere dat agrarische loonbedrijven en boekhoud- en belastingadviesbureaus niet langer het verlaagde btw-tarief kunnen toepassen op het diensten voor de landbouwers e.a.