Prinsjesdag 2019: vennootschapsbelasting
Op Prinsjesdag 2019 zijn een aantal maatregelen aangekondigd die betrekking hebben op de vennootschapsbelasting. Wij lichten deze maatregelen graag toe. Let wel: alle genoemde maatregelen en wijzigingen betreffen slechts wetsvoorstellen. De voorstellen zijn pas van toepassing als ze zijn goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer.
Voor een overzicht van alle maatregelen kunt u hier kijken. In het onderdeel vennootschapsbelasting komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- Inkomensbeleid en koopkrachtpakket
- Aanpassing onderwijsvrijstelling
- Verruiming vrijstelling interne activiteiten en quasi-inbestedingsvrijstelling
- Aftrekuitsluiting voor dwangsommen en voor boeten bij strafbeschikking
- Aanpassen definitie v.i. in het kader van het multilateraal instrument
- Herzien van de earningsstrippingsbeschikking
- Spontane aangifte, zonder uitgereikte uitnodiging
- Aanpassing belastingrente Vpb
Inkomensbeleid en koopkrachtpakket
Onder het koopkrachtpakket 2020 valt onder andere de volgende maatregel:
- De beloofde verlaging van het hoge Vpb-tarief wordt niet in 2020 maar in 2021 doorgevoerd. Het hoge Vpb-tarief wordt structureel met 1,2%-punt minder verlaagd. In 2020 wordt daarmee het tarief in de eerste tariefschijf van de Vpb 16,5% en blijft het tarief in de tweede tariefschijf 25%. Vanaf 1 januari 2021 worden de Vpb-tarieven 15% in de eerste tariefschijf en 21,7% in de tweede tariefschijf. Per 2021 zal het effectieve tarief van de innovatiebox worden verhoogd van 7% naar 9%, zal de liquidatie- en stakingsverliesregeling worden aangepast en zal de betalingskorting voor de Vpb worden afgeschaft.
Aanpassing onderwijsvrijstelling
De per 1 januari 2016 ingevoerde Vpb-vrijstelling voor onderwijs dat door de overheid wordt bekostigd, wordt aangepast. Voortaan worden de verplichte ouderbijdragen (ten behoeve van toelating tot een internationale afdeling van een bekostigde school) alsnog toegevoegd aan de lijst van financieringsmiddelen die meetellen voor de 70%-bekostigingseis van de onderwijsvrijstelling. Hierdoor komen basisscholen en middelbare scholen die bekostigd internationaal onderwijs aanbieden in aanmerking voor de vrijstelling van Vpb. Bij beleidsbesluit van 9 juli 2019 was dit al met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2016 goedgekeurd.
Verruiming vrijstelling interne activiteiten en quasi-inbestedingsvrijstelling
De vrijstellingen voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling worden uitgebreid. De vrijstelling voor interne activiteiten en de quasi-inbestedingsvrijstelling zijn op dit moment niet van toepassing als de taken zijn ondergebracht in publiekrechtelijke rechtspersonen, terwijl de vrijstellingen wel van toepassing zijn als deze overheidslichamen privaatrechtelijk waren opgericht. Door de uitbreiding wordt dit verschil in behandeling weggenomen.
Aftrekuitsluiting voor dwangsommen en voor boeten bij strafbeschikking
Vanaf 1 januari 2020 geldt in de IB en Vpb dat bestuursrechtelijke dwangsommen en vergelijkbare buitenlandse dwangsommen niet meer aftrekbaar zijn. In de LB wordt geregeld dat die dwangsommen niet kunnen worden aangewezen als eindheffingsbestanddelen. Het aftrek- en aanwijsverbod geldt voor dwangsommen die na 31 december 2019 verbeuren. Verder zijn bij strafbeschikking opgelegde geldboeten voortaan niet meer aftrekbaar in de IB en Vpb. Vergoedingen of verstrekkingen ter zake of in de vorm van bij strafbeschikking opgelegde geldboeten kunnen niet worden aangewezen als eindheffingsbestanddelen in de LB. Voor geldboeten bij strafbeschikkingen is het aftrek- en aanwijsverbod voor het eerst van toepassing op strafbeschikkingen die na 31 december 2019 zijn uitgevaardigd.
Aanpassen definitie v.i. in het kader van het multilateraal instrument
- Voor de invulling van de definitie van het begrip vaste inrichting (v.i.) in de Wet IB 2001, de Wet LB en de Wet Vpb wordt aangesloten bij de definitie van dat begrip zoals die geldt voor het van toepassing zijnde belastingverdrag. Op deze manier bestaat er in verdragssituaties geen verschil tussen het nationale heffingsrecht en de heffingsbevoegdheid die Nederland toekomt op basis van het betreffende belastingverdrag.
- Voor niet-verdragssituaties wordt bewerkstelligd dat de definitie van het begrip v.i. voor de toepassing van de Wet IB 2001, de Wet LB en de Wet Vpb aansluit bij de meest recente versie van het OESO-modelverdrag.
Herzien van de earningsstrippingsbeschikking
- De inspecteur stelt het niet-aftrekbare - en daarmee voort te wentelen - saldo aan renten vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Conform de systematiek zoals die geldt voor het verrekenen van verliezen, wordt geregeld dat deze beschikking met betrekking tot het voort te wentelen saldo aan renten kan worden herzien als sprake is van een nieuw feit, kwade trouw of een voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbare fout. Hiervoor geldt eenzelfde termijn als geldt voor navordering van te weinig geheven belasting.
- De inspecteur geeft ook een beschikking af als het voortgewentelde saldo aan renten van een eerder jaar in aftrek komt bij het bepalen van de winst van een later jaar.
Spontane aangifte, zonder uitgereikte uitnodiging
- In de praktijk komt het steeds vaker voor dat een ingevuld aangiftebiljet wordt ingediend bij de Belastingdienst, zonder een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte. Aan dergelijke spontane aangiften worden bij aanslagbelastingen (bijvoorbeeld de IB, de Vpb, de erf- en schenkbelasting) voortaan dezelfde wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden verbonden als de wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden die al gelden bij aangiften die na een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte worden ingediend.
- De aanpassingen van de AWR met betrekking tot de spontane aangifte zien alleen op originele aangiftebiljetten van de Belastingdienst of aangiftebiljetten die voldoen aan de specificaties die de Belastingdienst stelt die zonder een voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte door belastingplichtigen worden ingediend.
- Er is nog geen regeling getroffen voor aangiftebelastingen (zoals de BTW en LB). Het onderzoek naar spontane aangiften bij aangiftebelastingen is nog gaande.
- Voor die gevallen waarin tegen het einde van de gebruikelijke aanslag- en navorderingstermijn een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte of een (kwalificerende) spontane aangifte wordt gedaan, wordt de aanslag- en navorderingstermijn met zes maanden verlengd zodat de inspecteur over voldoende tijd beschikt om de betreffende aanslag vast te stellen.
Aanpassing belastingrente Vpb
- Er wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte Vpb wordt ingediend vóór de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de aanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
Mocht u naar aanleiding van de maatregelen van Prinsjesdag 2019 vragen hebben, neem dan contact op met uw adviseur bij Baker Tilly.