Prinsjesdag 2019: wetsvoorstel Bronbelasting 2021

Op Prinsjesdag 2019 is ook het wetsvoorstel Bronbelasting 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden. Wij lichten dit wetsvoorstel graag toe. Let wel: dit wetsvoorstel is pas van toepassing als het is goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer.

Voor een overzicht van alle maatregelen kunt u hier kijken. In het wetsvoorstel Bronbelasting 2021 komen de volgende onderwerpen aan de orde:

1. Laagbelastende jurisdictie gevestigd gelieerd lichaam

  • Er is sprake van gelieerdheid als (a) het voordeelgerechtigde lichaam een kwalificerend belang heeft in het betalende lichaam, (b) het betalende lichaam een kwalificerend belang heeft in het voordeelgerechtigde lichaam of (c) een derde een kwalificerend belang heeft in zowel het voordeelgerechtigde lichaam als het betalende lichaam. Van een kwalificerend belang is sprake als er direct of indirect een zodanige invloed op de besluitvorming kan worden uitgeoefend dat daarmee de activiteiten van het andere lichaam kunnen worden bepaald. Daarvan zal in ieder geval sprake zijn als het belang meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt. Er kan ook sprake zijn van gelieerdheid als een voordeelgerechtigde, een betalend lichaam of een derde weliswaar zelf geen kwalificerend belang heeft, maar behoort tot een zogenoemde samenwerkende groep en die groep gezamenlijk een kwalificerend belang heeft.
  • Overeenkomstig de daarvoor bij de toepassing van de aanvullende Controlled Foreign Company (CFC)-maatregel in de Vpb gekozen definitie wordt onder een laagbelastende jurisdictie verstaan een bij ministeriële regeling aangewezen jurisdictie die lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst of die is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Bij de tariefseis gaat het om het algemeen geldende statutaire tarief over ondernemingswinsten. Wat betreft de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden zal gebruik worden gemaakt van de meest recente lijst die geldt kort voor aanvang van het heffingstijdvak.
  • Het kan voorkomen dat jurisdicties in relatie waarmee een belastingverdrag van kracht is, op de bij ministeriële regeling vast te stellen lijst zijn of worden opgenomen. Betalingen aan in verdragsstaten gevestigde gelieerde lichamen worden niet eerder aan de heffing van de bronbelasting onderworpen dan nadat drie kalenderjaren zijn verstreken na de eerste aanwijzing bij voornoemde ministeriële regeling van die verdragsstaat voor de toepassing van de bronbelasting.
  • De bronbelasting richt zich primair op rechtstreekse betalingen aan gelieerde lichamen gevestigd in een laagbelastende jurisdictie. Dit betreft zowel rente- en royaltybetalingen door lichamen die zijn gevestigd in Nederland als door lichamen die niet in Nederland zijn gevestigd, maar waarbij die rente- en royaltybetalingen toerekenbaar zijn aan een vaste inrichting (v.i.) in Nederland. Daarnaast zijn er nog enkele situaties die dusdanig vergelijkbaar zijn met een rente- of royaltybetaling aan een lichaam gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, dat de bronbelasting ook in deze situaties verschuldigd zal zijn:
    • De situatie waarin de voordeelgerechtigde van de renten of royalty's niet is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, maar de rente- en royaltybetalingen worden toegerekend aan een v.i. van die voordeelgerechtigde in een laagbelastende jurisdictie.
    • Ook een rente- of royaltybetaling aan een hybride lichaam kan in grote mate vergelijkbaar zijn met een betaling aan een lichaam in een laagbelastende jurisdictie. Dit betreft bijvoorbeeld de situatie dat de voordeelgerechtigde is gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, maar deze voordeelgerechtigde vanuit Nederlands perspectief als transparant wordt beschouwd en vanuit het perspectief van het land van de achterliggende participant van de voordeelgerechtigde als niet-transparant wordt beschouwd.
    • Een andere situatie waarbij sprake is van een hybride lichaam doet zich voor als vanuit Nederlands perspectief een voordeelgerechtigde als niet-transparant wordt beschouwd, maar in het land waarin de voordeelgerechtigde is gevestigd wel als transparant wordt beschouwd voor belastingdoeleinden.

2. Belastingplicht in misbruiksituaties

  • De bronbelasting is ook verschuldigd bij kunstmatige structuren die zijn bedoeld om Nederlandse bronbelasting te ontwijken.
  • Er is sprake van misbruik als de tussenschakel is gerechtigd tot de voordelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie.
  • Voor de toepassing van vergelijkbare antimisbruikbepalingen in de vennootschaps- en dividendbelasting is momenteel geen sprake van een kunstmatige constructie of transactie als een tussenhoudster met een schakelfunctie voldoet aan bepaalde voorwaarden, de substance-eisen. De rol van de substance-eisen wordt gewijzigd omdat niet is uit te sluiten dat in een situatie waarin door een tussenhoudster met een schakelfunctie is voldaan aan de substance-eisen toch sprake is van misbruik. Hierdoor kan de Belastingdienst ook in situaties waarin is voldaan aan de substance-eisen aannemelijk maken dat toch sprake is van misbruik. Anderzijds kan in situaties waarin niet is voldaan aan de substance-eisen de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige tegenbewijs leveren door aannemelijk te maken dat geen sprake is van misbruik. Deze bewijslastverdeling wordt zowel gehanteerd in de al bestaande antimisbruikbepalingen in de vennootschaps- en dividendbelasting (ook in de gevallen dat de tussenschakel geen tussenhoudster met een schakelfunctie is) als voor de antimisbruikbepaling in de bronbelasting. Daarnaast spelen de substance-eisen ook een rol in de aanvullende controlled foreign company (CFC)-maatregel. Ook daarvoor wordt de rol van de substance-eisen gewijzigd. 

3. Heffingsgrondslag

  • De bronbelasting wordt geheven over de brutovoordelen in de vorm van renten en royalty's. Bij het bepalen van de voordelen wordt aangesloten bij het arm's-length-beginsel.
  • Het begrip voordelen in de vorm van renten wordt ruim uitgelegd. Het gaat om elke vergoeding uit hoofde van geldleningen. Onder geldlening wordt verstaan een geldleningsovereenkomst, maar ook overeenkomsten die daarmee vergelijkbaar zijn, zoals bijvoorbeeld huurkoop en financial lease. Aan het begrip renten wordt een economische uitleg gegeven, zodat daaronder iedere vorm van vergoedingen voor het ter beschikking stellen van geld wordt begrepen.
  • Voor het begrip royalty wordt aangesloten bij het OESO-modelverdrag. Royalty’s zijn vergoedingen voor het gebruik van of het recht tot gebruik van de verschillende vormen van werken van literaire en kunstzinnige aard en vormen van intellectuele eigendom en vergoedingen voor inlichtingen over industriële, commerciële of wetenschappelijke ervaringen.

4. Wijze van heffing en tarief

  • De bronbelasting wordt geheven door inhouding door het betalende lichaam dat de rente of royalty verschuldigd is. Dat lichaam is de inhoudingsplichtige. Het lichaam dat is gerechtigd tot de rente- of royaltybetaling is de voordeelgerechtigde. Dat lichaam is de belastingplichtige. Na inhouding moet de inhoudingsplichtige binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aangifte doen en de ingehouden belasting afdragen.
  • Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het hoogste statutaire tarief in de Vpb. Per 2021 is dit 21,7%.
  • Specifiek voor de bronbelasting wordt een naheffingsmogelijkheid ingevoerd op grond waarvan de inspecteur de keuze krijgt aan wie hij de naheffingsaanslag bronbelasting oplegt: aan de inhoudingsplichtige of aan de belastingplichtige.

5. Diversen

  • Het toepassingsbereik van de bestaande informatieverplichting van de AWR wordt voor de bronbelasting uitgebreid met de situaties waarin een zodanige invloed op de besluitvorming kan worden uitgeoefend dat daarmee de activiteiten van het andere lichaam kunnen worden bepaald.
  • Specifiek voor de bronbelasting wordt een inlichtingenverplichting ingevoerd. Daarmee wordt de inhoudingsplichtige verplicht om uit eigen beweging juiste en volledige inlichtingen of gegevens die van belang kunnen zijn voor de heffing van bronbelasting waarvan de inhouding aan hem is opgedragen aan de inspecteur te verstrekken. Verstrekking moet plaatsvinden binnen twee weken nadat de inhoudingsplichtige bekend is geworden dat inlichtingen of gegevens niet, onjuist of onvolledig zijn verstrekt. Het opzettelijk of grofschuldig niet-nakomen van deze inlichtingverplichting wordt aangemerkt als een vergrijp, dat kan worden beboet met een vergrijpboete.
  • In de Invorderingswet wordt een nieuwe aansprakelijkheidsbepaling opgenomen die specifiek ziet op de bronbelasting. Deze bepaling kan onder andere gelden ingeval de verschuldigde bronbelasting niet correct wordt ingehouden en afgedragen en vervolgens de naheffingsaanslagen bronbelasting niet kunnen worden geïnd. In bepaalde gevallen kunnen de bestuurders van de inhoudingsplichtige en de belastingplichtige hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de bronbelasting. Bestuurders krijgen de mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs om aansprakelijkstelling te voorkomen.

Mocht u naar aanleiding van de maatregelen van Prinsjesdag 2019 vragen hebben, neem dan contact op met uw adviseur bij Baker Tilly.