"Het is een samenspel."

Eén van de ‘53 maatregelen’ ziet toe op de invoering van een onafhankelijke Raad van Commissarissen (RvC). Onafhankelijk intern toezicht, dat is nieuw bij Baker Tilly. Stefan Jansen is sinds 1 januari 2016 voorzitter van de Raad van Commissarissen bij Baker Tilly. Zijn taak is voor een belangrijk deel gericht op de transitie van de RvC. Van een RvC met enkel interne leden naar mogelijkerwijs 100% externe leden. Jansen: “De rol van een RvC bij een accountantsorganisatie staat voor een groot deel in het teken van het dienen van het publiek belang. Het toezicht houden op het inbedden daarvan in de organisatie en de naleving van de 53 maatregelen zijn daar voorbeelden van.”

Leander: “Toezicht en transparantie worden steeds belangrijker. 53 maatregelen inbedden en naleven is niet niks. Ik zie dat Baker Tilly serieus omgaat met de implementatie van de maatregelen. Er wordt veel aandacht aan besteed.”

 

Jansen: “Dat is ook omdat we ermee worstelen. We zijn een club met 45 eigenaren. We geven veel controleverklaringen af aan bedrijven in het middensegment van het mkb. Het spanningsveld in het mkb is anders dan bij een organisatie van openbaar belang (OOB). Daar hebben wij de OOB-vergunning niet bij nodig. Maar we hebben die vergunning wel. En daarbij horen bepaalde rechten en plichten, zoals de voorgenomen maatregel dat wij, de eigenaren van een bedrijf, de RvC niet meer mogen samenstellen in de toekomst. Die taak ligt dan bij de RvC zelf. Delen wij die mening dat toezicht zo ver moet gaan? Dat zijn moeilijke kwesties.”

 

Leander: “Transparantie gaat ver en transparanter worden kost tijd. Uiteraard is het publiek belang van groot belang. Tegelijkertijd heb je als accountantsorganisatie al een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Je moet de tijd nemen die nodig is om te bepalen hoe je in de dagelijkse praktijk omgaat met dat publiek belang. Het tijdsbeeld verandert. Klanten begrijpen die transparantie ook steeds beter. Ze vragen er zelfs om. Zij kiezen eerder voor een organisatie waar dat kijkje achter de voordeur te nemen is, dan voor een organisatie die de deur gesloten houdt. Tegelijkertijd moeten we ons ook niet blindstaren op transparantie. Het moet wel waarde toevoegen en geen schijnzekerheid worden.”

 

Zowel Stefan Jansen als René Leander staan positief tegenover de frisse blik en ervaring die de RvC als externe toezichthouder meeneemt.

 

Leander: “Je kunt als organisatie veel leren, maar niet door altijd hetzelfde te blijven doen. Routine, daar is een organisatie niet altijd bij gebaat.”

Leander: “Toezicht en transparantie worden steeds belangrijker. 53 maatregelen inbedden en naleven is niet niks. Ik zie dat Baker Tilly Berk serieus omgaat met de implementatie van de maatregelen. Er wordt veel aandacht aan besteed.”

 

Jansen: “Dat is ook omdat we ermee worstelen. We zijn een club met 45 eigenaren. We geven veel controleverklaringen af aan bedrijven in het middensegment van het mkb. Het spanningsveld in het mkb is anders dan bij een organisatie van openbaar belang (OOB). Daar hebben wij de OOB-vergunning niet bij nodig. Maar we hebben die vergunning wel. En daarbij horen bepaalde rechten en plichten, zoals de voorgenomen maatregel dat wij, de eigenaren van een bedrijf, de RvC niet meer mogen samenstellen in de toekomst. Die taak ligt dan bij de RvC zelf. Delen wij die mening dat toezicht zo ver moet gaan? Dat zijn moeilijke kwesties.”

 

Leander: “Transparantie gaat ver en transparanter worden kost tijd. Uiteraard is het publiek belang van groot belang. Tegelijkertijd heb je als accountantsorganisatie al een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Je moet de tijd nemen die nodig is om te bepalen hoe je in de dagelijkse praktijk omgaat met dat publiek belang. Het tijdsbeeld verandert. Klanten begrijpen die transparantie ook steeds beter. Ze vragen er zelfs om. Zij kiezen eerder voor een organisatie waar dat kijkje achter de voordeur te nemen is, dan voor een organisatie die de deur gesloten houdt. Tegelijkertijd moeten we ons ook niet blindstaren op transparantie. Het moet wel waarde toevoegen en geen schijnzekerheid worden.”

 

Zowel Stefan Jansen als René Leander staan positief tegenover de frisse blik en ervaring die de RvC als externe toezichthouder meeneemt.

 

Leander: “Je kunt als organisatie veel leren, maar niet door altijd hetzelfde te blijven doen. Routine, daar is een organisatie niet altijd bij gebaat.”

 

Jansen: “Wijsheid delen. Dat past bij Baker Tilly Berk.”

 

Leander: “Ja, dat klopt. Ik zie dat Baker Tilly Berk zijn medewerkers uitdaagt om te willen leren. We geven hen tools, ICT, moderne communicatievormen om het delen van kennis te stimuleren. Dat bevordert ook het samenwerken over de vestigingen heen en voegt extra waarde toe aan de dienstverlening van Baker Tilly Berk. Daar wordt de organisatie beter van, en de klant ook. Ik vind het Ondernemerscollege een heel mooi initiatief. En de interne campagne ‘Deel je eigen wijsheid’ ook.”

 

Jansen: “Mensen mondiger en wijzer maken, hen uitdagen om kennis te delen, dat kan enkel in een organisatie waar je jezelf kunt zijn en waar je fouten mag maken. Transparantie is niet alleen belangrijk naar de buitenwereld. Ook intern wordt het steeds belangrijker mensen mee te nemen in het verhaal en uit te dagen kennis en informatie te delen. Te leren van elkaar en met elkaar.”

 

Leander: “Daar is een sterke bedrijfscultuur voor nodig. Om het publiek belang goed te kunnen dienen is het hebben van een eenduidige cultuur belangrijk. En een bestuur dat openheid van zaken geeft.”

 

Jansen: ”Die eenduidige cultuur vormt ook de basis onder het begrip kwaliteit. Alle neuzen dezelfde kant op. Daarom is de selectie aan de poort bij Baker Tilly Berk streng en de tone-at-the-top daarop gericht. Ik zie ook dat onze jonge collega’s die nu nog in de schoolbanken zitten transparantie met de paplepel ingegoten krijgen. Dat is een ontwikkeling die ik toejuich.”

 

Leander: “Hetzelfde geldt voor een externe RvC. Dat is geen bedreiging. Dat is een kans. Het is een samenspel. Vanuit verschillende disciplines en verantwoordelijkheden.”

Bron: Transparantieverslag Baker Tilly Berk 2015