Arrest HvJ over btw-ondernemerschap van commissarissen
Recent heeft de Europese rechter uitspraak gedaan in een zaak (nr. C-420/18) die zich toespitst op de vraag of een lid van een raad van commissarissen van een stichting belastingplichtige is voor de btw. Het Hof van Justitie EU (hierna: HvJ) geeft aan dat dit onder omstandigheden niet het geval is. Hierna gaan wij kort in op de gevolgen van dit arrest voor de praktijk.
Het arrest
Belanghebbende in deze zaak is een gemeenteambtenaar die tevens is aangesteld als lid van de raad van commissarissen van een Nederlandse stichting. Jaarlijks ontvangen de leden van de raad een vergoeding voor hun werkzaamheden. Het HvJ oordeelt dat belanghebbende geen zelfstandige economische activiteit verricht en dus geen btw-ondernemer is. In het kader van zijn werkzaamheden handelt de commissaris in deze casus namelijk niet in eigen naam, noch voor eigen rekening, en ook niet onder zijn eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast draagt de commissaris geen enkel economisch bedrijfsrisico. Dit betekent dat de commissaris geen btw hoeft te berekenen over de ontvangen vergoedingen.
De gevolgen voor de Nederlandse praktijk
Het huidige standpunt van de Nederlandse Belastingdienst is dat een commissaris economische activiteiten verricht en dus als belastingplichtige btw moet berekenen over de ontvangen vergoedingen. Het arrest van het HvJ is naar onze mening in tegenspraak met dit standpunt. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de Belastingdienst in de nabije toekomst haar beleid op dit punt zal wijzigen.
Het arrest van het HvJ betekent volgens ons dat een commissaris zonder zelfstandige economische activiteit geen btw hoeft te berekenen over de vergoeding die hij voor zijn werkzaamheden ontvangt. Wanneer een dergelijke commissaris werkzaam is voor een organisatie die geen recht op aftrek van btw heeft, kan toepassing van dit standpunt voordelig uitwerken. Indien u de gevolgen van dit arrest wilt bespreken, neemt u dan contact op met Rakesh Ghirah of Erik Claassen.